Riders high in de Himalaya

Dat we voorzichtig moesten zijn, galmde het nog. Adventure without risks is Disneyland, had ik nog schalks nageroepen. Klaar voor de hoogst berijdbare pas ter wereld, temperatuurschommelingen van 50°C en 2750 kilometer open road. Een motortocht van Delhi naar Ladakh en net-niet-terug.

Out of office

De Vlaamse Ardennen gaven mijn jeugd reliëf. De Belgische leerden mijn heupen motordansen. Ik begon met de Koppenberg, trok over de Chimborazo, kauwde coca op de Cotopaxi en werd op slag verliefd op Landmannalaugar. Ik heb, zeg maar, iets met bergen. Sinds mijn eerste Artis Historia prentkaart piekte de Himalaya bovenaan de wachtlijst. Naar de eeuwige sneeuw rijden op een nieuwe oldtimer met Brits-Indische roots moest de icing op de cake worden.

“Ik wil graag naar de Himalaya volgend jaar.”
- “Serieus of wat?”
“Met de motor.”
- “Euhm. Ik heb geen enduro-ervaring en kreeg al eens hoogteziekte.”
“Ga je mee?”
- “Zot.”

Tussen droom en daad staan tegenwoordig hooguit nog wat praktische bezwaren in de weg. Slechts een half jaar later geeft de treinrit van Delhi naar Amritsar ons een dag de tijd om te acclimatiseren. Mentaal dan. Buiten zengt de hittegolf en smelt het asfalt, maar binnen staat de airco loeihard. Hier is de prijs van je ticket omgekeerd evenredig aan de temperatuur in je wagon. Achter het treinraampje etaleert India zich als een patchworkje-van-alles. Het land intrigeert nu al met zijn veelheid aan gezichten, religies, temperaturen en culturen. Landen in Delhi was een slechts een opwarmertje - van 48 graden - in het overrompeld worden door kleuren en smaken. Toch moet een motortocht met een Royal Enfield één van de intiemste manieren zijn om de verschillende karakters van het land te verkennen. Met de schoolreiskriebel in de onderbuik vertellen we wat ons vanuit verschillende richtingen naar dit beginpunt bracht. Drie musketiers die de vriendschap vieren, een koppel voor wie een duozit de liefde symboliseert, een solorijdster die schrijft naar het thuisfront, een 60+’er met de hoogste weg ter wereld in het vizier… Ik ben veruit de jongste en voel me eerder piepkuiken dan motorchick. Veertien rijders, dat zijn minstens evenveel verhalen. Straks ronkt ons enige raakvlak met ons door de bergen.

Holy Dip

De fietsriksja rijdt zijn banden en mijn tanden stuk op weg naar Harmandir Sahib, het Mekka van het Sikhisme in het hartje van Amritsar. De Sikhs herken je aan de dolk in hun kleurrijke tulband, al vallen ze je tegenwoordig alleen nog aan met hun smartphone. Hier krijgen blonde lokken nog evenveel bekijks als de Gouden Tempel. Zelfs als daar zorgvuldig een hoofddoek omheen werd gedrapeerd. En dus gaan we er wel tien keer op de foto met vooruitgestuurde kinderen - de schuchtere verkenners van de nieuwe Facebookgeneratie.

Voor de Guru en de Sikhs is iedereen welkom. De tempel waarin de heilige tekst bewaard wordt, heeft een deur naar elke windrichting. Reizigers mogen er in de vertrekken uitrusten en in de Guru Ka Langaar hal wordt iedereen, ongeacht kaste of ras, onbaatzuchtig uitgenodigd om samen hetzelfde maal te eten. De keuken schept en schenkt dagelijks 100,000 kommetjes vol. Ondanks de verschroeiende hitte wagen wij ons net niet aan de holy dip for women. Zonde, zou achteraf blijken, want de legendes dichten het reservoir helende krachten toe.

Hoge föhnfactor

De volgende dag hebben we maar één blokje motorverkenning nodig om erachter te komen waar de uitspraak sweating bullets voor staat. De Royal Enfield Bullet katapulteert ons zonder waarschuwing in het nietsontziende stadsverkeer. Het blijkt ook voor mijn motor de eerste keer, met amper vier kilometer op de teller. Ine krijgt meteen een wespensteek en de mannen rijden als haantjes. De wegen zijn overladen met trucks en buschauffeurs zonder rijstrookdiscipline, losgelagen vee en de occasionele aap. Ze zouden hier links rijden, maar doen dat eigenlijk gewoon waar het hen best uitkomt.

Nee, ons belangrijkste reddingsmiddel is niet onze rem of helm. Hier geldt de wet van de stoerste en is het je toeter of je leven.

Als je je bovendien afvraagt hoe warm héét is dat er duizenden doden vallen, moet je eens een uurtje met open helm voor een haardroger plaatsnemen. Bij temperaturen van dik veertig graden is stilstaan smelten en tanken hoogst ontvlambaar. ‘Amai, vree warm é, mokke’ bootst Gert mijn accent na. Hij grinnikt en scheurt weg. Ik doop hem als straf tot Vliegende Hollander.

Gelukkig belanden we al snel in de luwte van de rijstvelden. In de kleine dorpjes hollen alleen kinderen ons nog achterna, wild zwaaiend met het peaceteken alsof we het bij vertrek vergaten. Alsof we het zouden kunnen gebruiken, ook, op weg naar Wagah. De stad die sinds de onafhankelijkheid van Pakistan in 1947 gescheiden wordt door de Aziatische Berlijnse Muur. De enige land-grensovergang tussen India en Pakistan op de Grand Trunk Road. In de laatste 100 meter naar het ritueel dat ons straks met verstomming zal slaan, worden we wel drie keer gefouilleerd. Elke avond houden de Indiase Border Security Force en de Pakistan Rangers hier een agressieve parade tijdens het neerstrijken van de vlag. Aan elke zijde van de grens staat een tribune. Onder het motto ‘ik wil de grootste hebben’ schreeuwen de toeschouwers er de langste soldaten van hun land toe, terwijl die met veel optische illusies en machtsvertoon hun schoenzolen aan elkaar laten zien. Rare jongens, concludeert Ferdinand droog.

Helmkuifje in Tibet

Op dag vier rijden we noordwaarts, de eerste uitlopers van de Himalaya in. Dat we via kronkelwegen 1800 meter moeten stijgen tot McLeod Ganj, is niet alleen aan de hitte van onze remmen merkbaar. Van hieraf aan wordt het ’s avonds flink kouder, ontploft je chipszakje en zijn slechts twee slokken bier genoeg voor een bulderlach. Hier neemt de hoogte het van onze conditie over, menen we vals trots.

We overnachten in Klein Tibet, het voorstadje van Dharamshala waar de Tibetaanse regering is gevestigd en waar de Dalai Lama sinds zijn vlucht in 1959 uit China in ballingschap leeft. In de tuin van het klooster leren leerling-monniken filosoferen en maken ze zich de 5 Tibetaanse wijsheden eigen tijdens levendige debatten. Ze onderstrepen hun argumenten met grote passen en krachtige gebaren, terwijl ze stellingen op elkaar afvuren. Jaloers op zoveel overgave, draai ik nog een mantrarondje langs de gebedsmolens. No no, back, miss, back! Contempleren doe je hier alleen in wijzerzin. Wanneer ik de Debate Courtyard buitenstapt, is het vooral de echo van het empathisch handgeklap die nog lang nazindert.

Paradijs in conflict

Vanmorgen kon ik voor het eerst de vervolgroute in het rijmlaagje op mijn zadel krabben. De Himalaya lonkt, nu echt. Onderweg motorgroeten we lokale Enfieldrijders, die schrikken wanneer er een vrouw onder de helm vandaan komt. In India zit de motarde alleen achterop.

We rijden via ruige binnenwegen naar Patnitop, een van dé topbestemmingen voor Indische honeymooners. In het land waar de lucht van hitte trilt, is sneeuw het schoonste statussymbool. Trouwers reizen soms 3000 kilometer voor een foto met koude voeten. Het geluk schuilt voor velen in het kilste hoekje van het land. Naarmate we Kashmir naderen wordt de lucht vochtiger en de sfeer grimmig. De Jawahar Tunnel naar de groene vallei van Srinagar moeten we zonder uitzondering in groep doorrijden. In het groener gras aan de overkant leven de Kashmiri’s en streven rebellen al decennia de onafhankelijkheid na. Sinds de jaren 80 is de vallei het strijdtoneel van een gewapend conflict. Hier is het Soefisme - een spiritueel georiënteerde tak van de islam - de dominante religie én zou ook Jezus begraven zijn, omdat hij zoals zovelen hier het paradijs vermoedde.

Tussen de rupeebiljetten achter het raamkozijn kan je zijn tombe zien. Met een gemiddelde van 25 eurocent voor de zoon van God. In 2002 werd gevreesd voor een kernoorlog, in 2014 sloegen 20,000 mensen na conflicten op de vlucht. De tuin van de Himalaya is de bruid die zowel door Pakistan, India als China wordt begeerd. Tussen de rijpende akkers en rijstvelden dutten militairen in de stilte van de tussentijd. We laten onze Enfields achter aan de rand van het Dalmeer in zomerhoofdstad Srinagar.

De gondels brengen ons naar één van de honderden houten houseboats die er een drijvende suburb vormen. Impressionante restanten uit het koloniale tijdperk. Toen de maharadja de Britten verbood om land te bezitten, bouwde de elite er zijn eigen lustoord op het water. Ondanks de spanningen in de vallei is het Venetië van het noorden een belangrijke toeristische trekpleister. Vooral voor de elite van eigen land, klinkt het, want buitenlanders schuwen de dreiging. Lelieplukkers, vissers en boten vormen een labyrint op zoet water. Zo idyllisch kan een oorlogsgebied zijn. Hier stokt mijn adem alleen van schoonheid.

On the road

De volgende tien dagen doorkruisen we de Himalaya. Vooraleer we de Zoji La Pas van 3,529 meter beklimmen, rijden we door Drass, de koudste plek van India. ’s Winters piekt het hier makkelijk tot 23 graden onder nul. Toch krijgen onze neuzen factor 50. Mijn vingers en tenen tintelen van de kou. Wanneer een Tata Truck me op een haar na mist, heb ik het weer minstens een half uur warm.

Dat de weg in zo’n opvallend goede staat verkeert, is een gevolg van het militaire schaakspel dat hier wordt gespeeld. De weg naar Kargil is een machtsvertoon van roadworkers en legerkonvooien. Hun ode aan het asfalt is er helaas eentje met een valse ondertoon. De wegenwerkers vechten er dapper tegen de bijtende wind en Windmolens in de vorm van landslides, smeltijs en onderdrukking. Hier en daar smeult een vat met teer boven een houtvuur. Straks zullen ze het teer in kruiwagens met stenen mengen, om het daarna kolkend over de weg te gieten. Pekzwart, maar lang geen zwartkijkers. Les twee in nederigheid.
Na Kargil klimmen we het echte Himalaya hooggebergte in. Het landschap wordt weidser, de route onverhard en de baanmotor trekt zich met 500cc als bij wonder overal doorheen. Ik ben geen groepsdier en bengel dus liever aan de staart van de kudde. Gelukkig gunnen we elkaar de vrijheid om af en toe te verdwalen, zonder elkaar een halve dag uit het oog te verliezen. Want wanneer het even fout gaat zijn de voordelen van een groep onmiskenbaar. Platte banden en gebarentalige grenscontroleurs laten zich nu eenmaal sneller fixen met een extra paar handen.

De hoogste pas

Offroadlessen leren je om je niet krampachtig vast te klampen aan het stuur, maar je motor de vrijheid te geven wanneer zich alweer een put aandient. Het gebrul van de motoren en wegschietende keien overstemt Ine’s gevloek net niet. ‘Niet doorzitten!’ roep ik nog.’Licht door je knieën, blik op de horizon en rodeo rijden! Jihaaaaa!’ Straks kan ze er vast om lachen. We stuiteren als cowboys door ruige passen en de Indusvallei. Ik waan me motonaut, cruisend door de schoonste maan op aarde. We overschrijden passen van 3760, 4147 en 4880 meter, mennen onze Bullets doorheen mul zand, putten, een sneeuwstorm en ijskoude rivieroversteken. Daarna ontneemt de nietigheid me alle adjectieven. De weg naar Lamayuru, Leh en Kardung La is zonder meer de mooiste waarop ik ooit reed.
Wanneer we de Rupshu hoogvlakte enkele dagen later inrijden, verschijnt mijn Astrid Historia voor me in 3D. Ik zwaai, wijs wild en krijg per kerende een duim terug. Al snapt vast niemand waarom en zijn we straks te uitgeput om nog iets te vertellen. This is it. Mijn glimlach wordt gezandstraald van contentement.

We overnachten in een tentenkamp langs het zoutmeer Tso Kar, op 4500 meter de hoogste slaapplek van de reis. De meesten hebben hoofdpijn door de hoogte - of was het toch de rum? Grootse gedachten en panorama’s vereisen grotere glazen.
Wanneer we al vroeg vertrekken naar Keylong, worden we gevolgd door een cameraploeg van France 2, die een reeks maakt over The Most Dangerous Roads on Earth. Als geregisseerd, heeft een lawine al een paar kilometer verder een brug verwoest. Met z’n drieën tillen we één van de losse metalen platen op en leggen ze precies zo, dat we er net met één motor langs kunnen. Andrea overwint haar hoogtevrees en rijdt er plankgas over. Onder de brug kolkt een ijskoude bergrivier.

Crash course

Uiteindelijk blijkt de Rotang Pass de grootste uitdaging, hoewel het niet eens de hoogste is. Haarspeldbochten en een slecht wegdek laten de klim verraderlijk lang duren. De weg flirt met de afgrond.‘Voordat je op de top bent, ga je waarschijnlijk al de mist in,’ voorspelde Bart nog. We zouden elkaar weerzien op de top, waar Tibetanen wachten in dikke yakhuiden jassen. Bijna boven genieten we eindelijk weer even van een stukje asfalt. Voor ons ontsluit zich een prachtig panorama. Ik geniet.
Wanneer ik de zoveelste ondiep ogende plas doorrijd, klotst het smeltwater even opzij. Kilometer 2168 legt een gigantische kuil bloot. Wel dertig cm diep, ruim vijftig cm diameter, luidt de inschatting achteraf. Ik rijd amper 50, maar kan geen kant meer uit. Fuck, denk ik nog. Denk ik. Ik klamp mijn stuur vast, incasseer een eerste schok en voel hoe mijn achterwiel genadeloos in de pothole verdwijnt. Geen tel later worden Bullet en ik de lucht in gekatapulteerd. We klappen in één smak om. Ik breek zijn val. Wat volgt is wazig.
Of iemand die motor van m’n been kan halen, vraag ik nog. De motor draait, de gebedsvlaggetjes aan mijn stuur wapperen halfstok. Erwin trekt wit weg. Pas wanneer ik mezelf rechtop wil duwen verscheurt de pijn. Mijn bovenarm brak volledig door, pal onder de veiligheidsschelp die mijn schouder wist te behoeden voor erger. Dat ook mijn kuitbeen brak, zou ik pas een week later ontdekken. Ik kerm. Geluiden vervagen, de Himalaya houdt stand. ’We brengen je naar huis, meisje,’ sust iemand verslagen. Al heb ik amper door dat dit het einde van de reis inluidt. Mijn kleren worden doorgesneden met mijn binnenzakmes. Ik dwaal.

Achtjes draaien

Onze gids heeft geen gsm-bereik, want satelliettelefoons zijn hier verboden. Een gammele ambulance, op weg naar de noordkant, maakt dankzij veel overredingskracht rechtsomkeer. Er is geen dokter, geen gordel. Er zijn geen medicijnen. Echt alles is nu beter dan niets. Gelukkig vertelt niemand me dat Manali nog ruim 5 uur rijden is. Ik beland op de draagberrie en krijg een kartonnetje als spalk. Vandaag steken we alleen nog pijngrenzen over.
Mijn wereld verkleint. Ik draai achtjes, zonder motor, eindeloos op zoek naar het eind van de weg. De pechdienst lonkt nu langverwachter dan de Himalaya. Mijn zenuw knelt, mijn hand verkrampt. Onze ambulance schokt de pas af en wordt tot twee maal toe tegengehouden. Nog steeds geen bereik. Een ongeluk komt nooit alleen.
In het ziekenhuis wacht eerste hulp en de eerste Belgische stem. Buiten mijn weten om wordt een geolied radarwerk in gang gezet. Terwijl mijn breuken onder een onbestemde scanner zichtbaar worden, krijgt de pechdienst de moeilijke taak me veilig thuis te brengen. We maakten het hen niet gemakkelijk, besef ik.
Uiteindelijk kost het ons vijf dagen om in Delhi en dus België te geraken. Geen vliegtuig, want te mistig. Geen operatie ter plaatse, want te riskant. Weidse vergezichten ruimen baan voor plafonds van ziekenboegen, hotelkamers en ambulances. Zevenhonderd bumpy kilometers over land. Een tweede roadtrip, met sirene. Dankzij mijn eerste motorongeluk sinds mijn achtjarige carrière, vlieg ik voor het eerst first class. Gebroken én gegoudlijmd door zoveel eerste zorg.

Intussen vreet ik alweer kilometers. Na 6 maanden revalideren werd het litteken een schone herinnering. Soms word ik al eens smalend Titaantje genoemd. Ooit word ik de zotte bomma die van de Himalaya viel. Die zegt dat vrijheid ook kwetsbaarheid omvat. En het de reis is die telt, niet de bestemming.

Lees ook: